„We weten niet wat er na een hard geluid gaat gebeuren, toch?”, vraagt Nikolaj (40) aan zijn 29-jarige vriend Nikita. „Op Oudejaarsavond reed ik door de straten van Utrecht en zag ik jongens rotjes afsteken. Ik raakte in paniek en dacht dat ik uit de auto moest stappen om op de grond te gaan liggen”, antwoordt Nikita. De twee vrienden komen uit Marioepol, de havenstad in het zuidoosten van Oekraïne. Sinds februari vorig jaar is de stad in Russische handen. Nikolaj en Nikita zijn op de eerste dag van de inval „hals over kop” richting Nederland gevlucht. Beiden hebben niet gevochten in de oorlog en zijn het ook niet van plan. „Wat heb ik bij die corrupte bende te zoeken?”, zegt Nikolaj over het Oekraïense leger. Zijn vriend schudt met zijn hoofd. „Mij ga je daar ook niet zien, hoor.”
Mannen tussen de achttien en zestig jaar oud mogen, op enkele uitzonderingen na, Oekraïne niet verlaten, voor het geval het leger hen nodig heeft. De laatste weken melden zich wel meer mannen in Nederland, terwijl er voorheen vooral vrouwen met kinderen uit Oekraïne kwamen. Begin november verbleven er 24.450 mannen met een dienstplichtige leeftijd in Nederland, op een totaal van 102.890 Oekraïense vluchtelingen. In vergelijking met begin dit jaar is dat een stijging van vier procent. In het Veiligheidsberaad, dat de opvang van Oekraïners coördineert, werden recent „zorgen” over de alleenreizende mannen geuit. Ze zouden naar Nederland vluchten om hun dienstplicht te ontlopen of hier komen voor werk.
Waarom verlieten de mannen hun land?
Anti-kraakpand
In de Utrechtse wijk Lombok staat een anti-kraakpand dat wordt gebruikt als buurthuis voor Oekraïense vluchtelingen. Kinderen verkleed als spook, bebloede dokter en Dracula rennen door het gebouw. Aan tafel in de keuken hebben zich, op verzoek van NRC, vijf Oekraïense mannen verzameld. Omdat het om een gevoelig onderwerp gaat, willen ze alleen met hun voornaam in de krant.
Nikolaj heeft de dienstplichtige leeftijd en is niet uitgezonderd van de plicht om te moeten vechten. Maar omdat hij vertrok op de dag dat de oorlog begon, kon hij het land nog uit. Zelfverzekerd zegt hij: „Ik schaam me niet, hoor.” Het is een rare oorlog, zegt hij. „Normale burgers worden gedood, maar politici en zakenmannen worden met rust gelaten.” Daarom heeft hij ervoor gekozen om met zijn vrouw en vijfjarige zoon naar Nederland te vluchten. Zijn moeder, broer en vrienden zijn vermoord door een Russische bom, zegt hij. Zijn huis is verwoest.
Nikita heeft een vrijstelling voor zijn militaire dienst, vertelt hij, omdat hij iets aan zijn ruggenwervel heeft, waardoor hij moeilijk beweegt. Wat hem precies mankeert, is volgens hem „te ingewikkeld” om uit te leggen. Na het gesprek stuurt Nikita een bericht waarin hij duidelijk probeert te maken dat het om „spier- en skeletproblemen” gaat.
De twee vrienden vertellen dat ze een trauma opliepen door de oorlog. Nikolaj zegt dat hij amper geholpen werd door de Oekraïense regering. Hij had verwacht dat ze begeleid zouden worden naar een veilige omgeving of in het vinden van nieuw werk en een huis, maar hij voelde zich aan zijn lot overgelaten.
Wat zouden ze doen als ze alsnog een oproep voor het leger ontvangen? Nikita lacht en antwoordt: „Op dit punt ben ik blij met mijn gezondheidsomstandigheden”.
Liever niet, nee
De achttienjarige Andrii vertaalt de gesprekken aan tafel in het Engels. Net zoals Nikolaj en Nikita is hij naar Nederland gevlucht. Hij was toen zeventien jaar en heeft zijn oudere broer en vader achtergelaten in Kyiv. Nu woont hij samen met zijn vriendin in een appartement, heeft een tussenjaar na zijn middelbare school en vervolgopleiding, en werkt in de horeca. Hij spreekt van „geluk” dat zijn broer, vader en hijzelf nog niet zijn opgeroepen om te vechten. Andrii voelt zich ontspannen en praat nauwelijks over de dienstplicht met zijn vrienden. „Ik ben niet bang om een uitnodiging te krijgen.” Volgens hem staat hij in „de laatste rij”.
Maar wat als hij wel wordt opgeroepen? Daar heeft hij nog niet zo goed over nagedacht. Andrii kan de vraag „niet zo goed” beantwoorden, omdat hij het zich niet kan voorstellen. „Het is de weg naar de dood, een enkele reis heen.” Het is even stil. „Mijn vrienden en ik willen liever niet, nee.” Mannen die zijn gevlucht, kunnen niet gedwongen worden om terug te keren.
Nikolaj herhaalt dat de oorlog „politiek van kinderniveau is”. Hij loopt naar het grote papieren bord, pakt een zwarte stift en begint het land Oekraïne te tekenen. De kleine balletjes die hij in het gebied tekent zijn de plekken waar zijn vrienden vermoord zijn. In totaal sneuvelden er volgens schattingen van de Amerikaanse overheid meer dan 70.000 Oekraïense soldaten, en raakten er 100.000 tot 120.000 gewond. Omdat Oekraïne geen cijfers publiceert, zijn de aantallen lastig te verifiëren.
De vraag naar nieuwe militairen is groot. Op televisie vertoont de Oekraïense overheid reclames waarin een voice-over zegt dat „het lot van Oekraïne” in de handen van de mannen ligt. „Het is normaal om bang te zijn. Je angsten erkennen is dapper.” Afgelopen september kondigde het Oekraïense ministerie van Defensie aan dat het aantal uitzonderingen waardoor mannen zijn vrijgesteld van dienstplicht wordt teruggeschroefd. Zo kunnen ook mannen met lichte psychische klachten nu worden opgeroepen. Volgens Nikolaj is dat een gevolg van corruptie. „De rijken betalen de dokters voor uitstel. Het effect daarvan is dat er steeds meer ouderen en zieken het leger in moeten.”
Lees ook
het ontlopen van de dienstplicht in Oekraïne
Omgekochte ambtenaren
Andrii’s vader werkte 25 jaar voor de overheid en zag de corruptie daar van dichtbij. Daarom heeft ook Andrii zijn twijfels over of het leger „wel legitiem” is. „Corruptie is in ons land vanzelfsprekend”, zegt Andrii. „Alles is te koop: van rijbewijzen tot aan paspoorten.”
Nikolaj zegt dat hij „genoeg mannen” kent die ambtenaren omkochten om niet te hoeven vechten. Hoeveel Oekraïense mannen hun dienst afkochten, is niet bekend. Maar afgelopen augustus ontsloeg de Oekraïense president Zelensky alle chefs van regionale militaire rekruteringscentra, omdat sommigen in ruil voor geld formulieren vervalsten. Ook vrienden van Nikolaj kochten hun dienst af, zegt hij. Zij wonen nu ook in Europa. Vanwege hun veiligheid willen de mannen hun verhaal niet in de krant vertellen, zeggen ze.
Vrienden en familie van Nikolaj en Nikita hebben er geen problemen mee dat zij niet meevechten, zeggen ze. Beiden sturen ze regelmatig militaire benodigdheden om een handje te helpen: veiligheidsvesten, laarzen en droog eten, vertelt Nikita. Hij steunt een vriend die is achtergebleven in Marioepol om voor zijn ouders te zorgen.
Een schuin oog
Maar op andere plekken worden de Oekraïense mannen wel met een schuin oog aangekeken. Zo’n kilometer van het opvanghuis, naast de Jaarbeurs in Utrecht, is nog het enige grote aanmeldpunt waar nieuwe Oekraïense vluchtelingen zich in Nederland kunnen aanmelden. Daar komen de laatste weken steeds meer mannen binnen. Spanningen nemen daardoor toe, vertelt de directeur van de Veiligheidsregio Utrecht, Jaap Donker. „We merken dat onze Oekraïense medewerkers het lastig vinden als er mannen arriveren. Ze vragen zich af: heb je niet een ander doel te dienen, in ons land?”
Eerst kwamen de mannen vooral voor gezinshereniging, zo ziet de Veiligheidsregio, maar de laatste tijd komen ze steeds vaker om hier te werken. Donker: „Mijn medewerkers vragen me: moeten wij nu gratis opvang faciliteren voor arbeidsmigranten? En blijven er zo wel plekken over voor de echte oorlogsvluchtelingen?”
Nikolaj ziet dat ook, zegt hij, dat er steeds meer mannen komen voor werk. „Mannen die naar Oost-Europa zijn gevlucht, komen nu ook richting Centraal-Europa en Nederland.” Hij weet wel waarom. „In Polen verdienden zij zo’n 500 euro per maand, terwijl ze hier 2.000 euro per maand kunnen krijgen.”
Rekruteringen
Een 76-jarige man die ook Nikolaj heet zit ondertussen rustig aan tafel en staart voor zich uit. „Wie ben ik om te oordelen over mannen die niet willen vechten?”, vraagt hij zich af. In de jaren zeventig, toen Oekraïne nog deel uitmaakte van de Sovjet-Unie, heeft Nikolaj een verplichte militaire opleiding voor het Rode Leger gevolgd, maar opgeroepen werd hij nooit. „Ik heb zelf niet eens gevochten in een oorlog.” Nikolaj somt namen op van mannen die hij heeft gekend die vermoord zijn. „Het voelt allemaal zo oneerlijk”, zegt de zeventiger terwijl hij zijn ogen even sluit. Hij wordt geraakt door de onmenselijke rekruteringen, die hij via bekenden en op televisie heeft gehoord. „Die jonge mannen worden nietsvermoedend bij de bushalte of tijdens het winkelen opgewacht en ontvoerd door politie of soldaten.”
„We moeten ons meer zorgen maken over de corrupte ambtenaren die bakken met geld accepteren dan over de mannen die ze betalen”, zegt de 43-jarige Ivan, die een groene legerbroek en een gebreide trui draagt. Twee maanden geleden is hij met zijn vrouw en achtjarige zoon uit Svitlovodsk, een industriestad in Midden-Oekraïne, gevlucht. In het opvangcentrum waar ze wonen zijn weinig mannen van dienstplichtige leeftijd, vertelt hij. Onderling praten ze nooit over militaire dienst.
Ivan heeft legitieme redenen om Oekraïne te verlaten, zegt hij. „Het is iets oncologisch.” Iedereen moet zijn eigen keuzes kunnen maken, zegt Ivan. „Ik ben alleen boos op de Russen die ons land hebben aangevallen”, zegt hij er nog snel achteraan. Hij kent genoeg mannen die aan het vechten zijn, maar daar heeft hij geen contact meer mee. „Soms hoor ik via via een teken van leven”, zegt hij, en tilt enigszins hulpeloos zijn schouders op.
Maar wat als de oorlog voorbij is en de mannen terug zouden kunnen? De veertiger Nikolaj verwacht dat er spanningen zullen zijn tussen de mensen die zijn gebleven en de mannen die zijn gevlucht. Maar hij maakt zich geen zorgen. Volgens hem heeft Zelensky gezegd dat gevluchte mannen na de oorlog niet vervolgd zullen worden. „Bovendien adviseerde Zelensky dat iedereen in bezette steden het gebied kon verlaten om veiligheid te zoeken in een ander land.”
Lees ook
De Utrechtse opvang voor Oekraïners is overvol, gemeente slaat alarm
Aanmeldpunt Amper nog opvangplekken
De opvang voor Oekraïense vluchtelingen piept en kraakt. Terwijl er nog steeds Oekraïners naar Nederland vluchten, zijn er amper nog opvangplekken. „De situatie wordt steeds nijpender”, zegt de directeur van de veiligheidsregio Utrecht Jaap Donker.
Eén van de twee centrale plekken waar Oekraïners zich nog konden melden, in Amsterdam, sloot eind oktober vanwege die opvangproblemen haar deuren. Vanuit centrale aanmeldlocaties moeten Oekraïners naar andere gemeentelijke opvanglocaties doorstromen. Of en wanneer het aanmeldpunt nog open gaat, wil de gemeente Amsterdam niet zeggen. Ook Utrecht, het enige grote aanmeldpunt dat nu nog open is, dreigt met sluiting als er geen nieuwe opvangplekken beschikbaar komen.
Het aanmeldpunt in Utrecht ziet de laatste weken steeds meer alleenreizende mannen. Donker zegt dat de mannen voorheen vaker aangaven voor gezinshereniging te komen, „nu komen ze steeds vaker voor werk”. De mannen, zegt hij, komen bovendien steeds vaker doorgereisd uit andere landen, zoals Polen.
In een reactie zegt het ministerie van Justitie en Veiligheid dat geschetste beeld „niet direct” te herkennen, „hoewel we de laatste weken een stijging zien in de instroom”.
Oekraïense vluchtelingen vallen sinds maart 2022 onder een speciale EU-regeling. Daarom mogen zij in alle lidstaten verblijven en hebben ze recht op opvang, zorg, onderwijs en werk. Oekraïners hoeven geen asielaanvraag in te dienen, zoals vluchtelingen uit alle andere landen. De veiligheidsregio’s coördineren de opvang van Oekraïners, die uitgevoerd wordt door gemeenten.